Diabetes mellitus

De symptomen van diabetes mellitus

Diabetes is een chronische stofwisselingsstoornis, waarbij de hoeveelheid bloedsuiker is verhoogd. De twee meest voorkomende soorten zijn diabetes mellitus type 1 en diabetes mellitus type 2. Ze hebben allebei te maken met insuline en bloedsuiker, maar zitten heel verschillend in elkaar. Diabetes type 2 komt het vaakst voor: 9 van de 10 mensen met diabetes hebben diabetes type 2. Overgewicht en weinig beweging, maar ook de oudere leeftijd naast erfelijke aanleg vergroten de kans. Vroeger werd diabetes type 2 ook wel ‘ouderdomsdiabetes’ genoemd. De meest voorkomende symptomen/klachten zijn:

• Aandrang om vaak en veel te plassen (vooral ’s nachts).
• Veel dorst.
• Gewichtsafname ondanks toegenomen eetlust (vaak een kenmerk van diabetes mellitus type I bij kinderen en jongeren).
• Toegenomen vatbaarheid voor infecties, voornamelijk schimmelinfecties van de geslachtsorganen en huidinfecties.
• Zwak, lusteloos en moe gevoel.
• Wazig zien.

Klachten door bij diabetes mellitus verminderen

Afhankelijk van het type diabetes, de ernst van de ziekte en reeds ontstane complicaties zal een arts bepalen of en welke medicatie een patiënt nodig heeft. Patiënten met diabetes mellitus type I moeten insuline spuiten, omdat het lichaam dit niet meer aanmaakt; patiënten met diabetes mellitus type II krijgen, naast een leefstijladvies, meestal bloedsuikerverlagende medicatie voorgeschreven, insulinepreparaten of een combinatie van beide.

Behandeling van klachten door diabetes mellitus

Voor mensen met diabetes mellitus is lichaamsbeweging extra belangrijk. Bewegen vermindert namelijk de hoeveelheid glucose in het bloed, zorgt er voor dat de insuline beter werkt en stimuleert de bloedsomloop. Iemand met diabetes die regelmatig beweegt zal waarschijnlijk minder insuline nodig hebben om het lichaam goed te laten functioneren. Daarnaast helpt bewegen bij het afvallen. Zo’n 80% van diabetespatiënten heeft last van overgewicht. Bij TRIAS kun je een beweegprogramma volgen dat aangepast is aan je persoonlijke situatie. Je beweegt volgens je eigen programma in groepsverband en hebt regelmatig overleg met je fysiotherapeut om je gesteldheid en vorderingen te bewaken en het programma zo nodig bij te stellen.